GTranslate
Introductie
De 124 Sport Coupé werd door Fiat vanaf 1967 gebouwd in drie versies: de AC, BC en CC. Het ontwerp is van Boano, werkzaam bij Fiat's eigen ontwerpstudio. De tegelijkertijd geïntroduceerde Spider was een ontwerp van Pininfarina en maakte grotendeels gebruik van dezelfde techniek, hoewel de bodemplaat anders was.
De AC-modellen waren het lichtst en hadden de beste rijdynamiek. Ze hadden een cilinderinhoud van 1438cc en maakten gebruik van het onderblok dat ook werd ingezet in de Fiat 124 Special (1e serie) en de 238 en de Autobianchi's Primula Coupé S en A111. Standaard geleverd met een vierversnellingsbak maar aan het eind van de bouwtijd ook als optie leverbaar met een 5 bak. De latere AC's (1969) misten de Panhardstang bij de achterwielophanging.
De BC's, geintroduceerd in 1969, kregen een een grotere (1608cc) en sportievere motor met dubbele carburateurs maar hadden ook een softer afgestelde wielophanging. In een aantal markten werd deze versie ook geleverd met de 1438cc motor.
Vanaf 1973 werd de CC gebouwd, eerst met een 1592cc motor en later met de 1756cc.
(er zijn er een paar gebouwd met 1608cc motor, overgeschoten uit de productie van de BC)
De 124 Sport Coupé's hadden allemaal de beroemde 4 cilinder twin overhead cam motor, ontworpen door Aurelio Lampredi, een ex-Ferrari ingenieur.
De AC was standaard uitgerust met een 4 versnellingsbak, de BC en CC met een 5 bak.
Alle versies hadden standaard schijfremmen rondom, iets wat je in die tijd alleen aantrof op de meer exotische merken die aanzienlijk duurder waren.
Van de Coupe's werden er ongeveer 288000 gebouwd:
113869 AC Coupés, 99500 BC Coupés 1,438 cc/1,608 cc en ongeveer 66300 CC Coupés.
Binnen een versie waren de specificaties per modeljaar anders maar onderdelen zijn vaak wel onderling uitwisselbaar.
Alle uitvoeringen van de Coupé zijn prettig rijdende auto's, qua techniek vooruitstrevend en zien er nog steeds aantrekkelijk uit. Ze zijn ook nog eens betrouwbaar en met het redelijk makkelijk onderhoud kan iedereen er tegen lage kosten van genieten.
In een Autovisie van 9 december 1966 vond ik deze spionagefoto van een 124 Coupé.
Leuk dat ze toen nog dachten dat hij 131 zou gaan heten.
Fiat is vooral bekend als producent van auto's voor het grote publiek en heeft in op het sportieve vlak altijd moeite gehad met Alfa Romeo, Lancia en de Engelse sportwagenmerken.
Voor iedere sportieve Fiat was er wel een ander, beter merk. Ze hebben dus nooit kunnen doordringen in het sportieve segment. Vraag maar eens aan een Fiat-fan naar een aansprekende sportwagen uit de 50er en 60er jaren........
Vanaf het midden van de jaren 60 kwam Fiat met de 850 Coupé en Spider en in 1966 met de 124 Spider.
De 124 Coupé werd in 1967 op de Autosalon van Genève geintroduceerd, tegelijk met de Dino. Het was meteen een sensatie want voor dat geld zo'n complete en goede sportwagen aanbieden was nog geen enkele ander concurrent gelukt. De coupé was zelfs veelzijdiger dan de 124 Spider want er waren 4 echte zitplaatsen en een fatsoenlijke bagageruimte. Ook was de auto veel stiller en geraffineerd qua weggedrag.
Het ontwerp werd getekend door Mario en Paolo Boano, vader en zoon, die in dienst waren van het Fiat Centro Stile.
Daarmee had Fiat in één keer een sportieve line-up waarmee ze voor elke categorie klanten een sportwagen in het modellengamma hadden.
Voor een (in die tijd) redelijk degelijk merk als Fiat was dat revolutionair.
De 124 Sport Coupé was de eerste Coupé van Fiat ooit die vrijwel unaniem door de pers de hemel werd ingeschreven: klassieke schoonheid, technisch ongeëvenaard en ook nog betaalbaar.
Niet alleen het fraaie uiterlijk en de technisch verfijnde, felle motor maar ook het uitstekende weggedrag werden steeds opnieuw vermeld.
De Coupé was, zeker in AC-vorm, de mooiste middenklasse 4-zits coupé die op de markt was en vele andere merken hebben dit concept geïmiteerd: Opel met de Manta, Ford met de Capri en Datsun met de 240Z.
De "traditionele" Engelse merken hadden het nakijken.
De motor:
Fiat heeft van deze motor een technisch hoogstandje gemaakt. Het blok van de 124 werd vergroot naar 1438cc en kreeg twee bovenliggende nokkenassen die door een vertande riem werden aangedreven.
De Duitse autofabrikant Glas had dan wel de primeur van de vertande riem maar zij hadden slechts één bovenliggende nokkenas.
Je zou dus kunnen zeggen dat Fiat hiermee een wereldprimeur had. Deze constructie garandeerde een felle motor waarmee zeer hoge toerentallen bereikt konden worden.
Meer dan 6000 rpm was probleemloos mogelijk. En voor 960k uit 1438cc hoef je je zelf tegenwoordig niet te schamen!
Technisch verfijnd:
Fiat had niet alleen veel aandacht besteed aan de motor, ook aan de rest van de auto waren voor die tijd opmerkelijke zaken te vinden:
De 124 Coupé had als eerste massaprodukt verlijmde voor- en achterruiten. Zo speciaal dat na de introductie ruitreparaties alleen bij de importeur mogen plaatsvinden!
Verder hadden de Coupé en de Spider als een van de zeer weinigen 4 schijfremmen standaard.
In 1967 had alleen de Alfa Romeo 1300 GT deze en vond je bij de rest van de concurrentie alleen schijven voor.
Weggedrag:De 124 Sport Coupé had een voorspelbaar weg- en bochtgedrag.
AutoCar schreef: "Het is moeilijk te bepalen waar de Coupé zijn uitstekende wegligging aan te danken heeft, maar het feit blijft dat, wat het bochtenwerk aangaat, er weinig auto's zo goed zijn. Het lijkt weinig uit te maken of het wegdek droog of nat is - we wisten nooit de grenzen van de wegligging te bereiken. We voelden ons belachelijk toen we besloten steeds snellere bochten te nemen op het testcircuit en zelfs in een bocht aan het stuur te trekken om de wagen in een slip te krijgen. De wagen driftte slechts beheerst naar de buitenbocht.."
Wel werden kanttekeningen geplaatst bij de Italiaanse overbrengingsverhoudingen. Die waren niet echt praktisch in de rest van Europa.
Hert blad Motor had in zijn test ook een gunstige conclusie: "De 124 Coupé is een aantrekkelijke wagen en een belangrijke nieuwkomer op de (door Engelse fabrikanten) verwaarloosde thuismarkt. Deze auto heeft veel te bieden aan de sportieve bestuurder die op zoek is naar een auto met 4 zitplaatsen die voorzien is van een redelijk prijskaartje".
Tijdens het rijden is het geluid van de sportieve 4-cilinder goed te horen maar dit past wel goed bij het sportieve karakter van de auto.
Uitrusting:
Het interieur was sportief en luxe. Het dashboard was compleet en bevatte een toerenteller, oliedruk- en temperatuurmeter en een houten sportstuurwiel.
De pook van de 4-versnellingsbak lag goed onder handbereik. Het was tevens een van de zeer weinige sportwagens waar je met 4 volwassenen in kon zitten!
In eerste instantie werd een 4-versnellingsbak geleverd maar vanaf chassisnummer 005752 werd een 5-bak als optie leverbaar waarbij de 5e versnelling als overdrive was ontwikkeld.
Alleen in Italië werd de door Fiat ontworpen "Idroconvert" (een 3 versnellings automaat) geleverd. Deze bak had een hydraulische koppelomvormer en een hydraulisch bediende koppeling. Op de pook zat een schakelaar die de koppeling bediende waarna je van versnelling kon wisselen. Gevolg was wel dat je nooit meer met je hand op de pook kon rondrijden.
Nog een optie waren de lichtmetalen wielen van Cromodora die speciaal voor de 124 Sport waren ontworpen. Voor de rest was alles standaard, zelfs ruitenwissers met een regelbare snelheid waren aanwezig.
Jammer was dan wel dat je voor de ruitensproeiers een voetpompje moest gebruiken.
Al dit moois had in Engeland tot gevolg dat er lange levertijden ontstonden en dat voor gebruikte exemplaren meer werd betaald dan voor een nieuwe. Een voor Fiat onbekend fenomeen.
Helaas werd antiroestbescherming niet in het ontwerp van de auto meegenomen wat er, samen met de abominabele staalsoorten die Fiat in die tijd gebruikte, voor zorgde dat er maar heel weinig meer van rondrijden.
Niemand weet hoe veel er nog zijn maar zeker is dat er veel minder overleven dan van de Spider, ondanks het feit dat van de Coupé zo'n 80.000 exemplaren meer zijn gebouwd.
Het feit dat van de Spider de meeste exemplaren naar Californië zijn verkocht en daar een roestvrij leven konden leiden kan daar ook nog in meespelen.
We moeten dus concluderen dat de 124 Coupé een zeldzame auto is geworden en ook dat het een echte klassieker is.
Toen in 1967 bij de Automobielsalon van Geneve de 124 Coupé werd geintroduceerd werd een fraaie persmap uitgegeven die de verslaggevers warm moest maken voor deze belangrijke auto.
Dat is erg goed gelukt, gezien de lovende reacties bij de roadtests.
Klk op de afbeelding voor een fotoalbum dat ik gemaakt heb van de persintroductiemap.
De eerste advertentie voor de 124 Coupé in Breda werd geplaatst op 24 juni 1967
Rond mijn verjaardag moet die auto de showroom ingereden zijn.
Dit is de showroom, maar er staat nog geen Coupé in. Zal van ongeveer 1967 zijn want er staat een 124 in.
Fiat adverteerde in de 60'er en 70'er jaren in Amerika vaak met mooie tekeningen van de modellen. Ook voegden ze technische tekeningen toe aan folders.
Klik op de afbeelding voor het album |
Voor training van verkopers gaf Fiat in diverse markten een instructieboekje uit.
Dit is de Duitse versie uit 1967 die ik op EBay vond.
Het geeft een leuke vergelijking met andere sportwagens uit die tijd.
Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Fiat adverteerde uitgebreid met de Coupé.
Vaak dubbele pagina's in Italiaanse en Duitse bladen.
In de Autokampioen werd zelfs een advertentie van 5 pagina's geplaatst, maar daar stonden dan de Dino's ook bij.
Fiat besteedde, als iedere andere fabrikant, veel tijd en geld (en auto's!) aan veiligheidsonderzoek.
Uit diverse publicaties heb ik hierover foto's verzameld.
Luchtopname van toch welk een heel triest parkeerterrein.
Ik tel zomaar (ruim) 35 Coupés en 12 Spiders. En rechtsboven een rijtje Dino's....
Dan is wat hieronder gebeurt alleen maar leuk. Beetje raggen met een Coupé.
Tegenwoordig wordt in autobladen alles gephotoshopped maar vroeger was dat tekenwerk.
In diverse Italiaanse autobladen werd vaak mooi werk van Giulio Betti geplaatst.
In Quattroruote verscheen deze tekening:
De meester aan het werk: